Pareltjes in de wildernis

Mijn tuin is bepaald niet “mooi” te noemen, dat is altijd zo in de zomer. Het is een wildernis, maar wel een bijgehouden wildernis. Voor mij is hij trouwens wel mooi, maar ik bekijk het subjectief, mijn “mooi” is eigenlijk meer een “interessant”. Of dat voor een ander ook zo is durf ik te betwijfelen, maar voor mij is hij dat wel. Ik weet namelijk wat ik heb moeten doen om hem zich enigszins in een door mij gewenste richting te laten ontwikkelen. Het interessante zit hem onder andere in het verschil tussen mijn plannetjes en de eigen wil van de tuin.
Mijn aanpak is trouwens meer op vorm dan op kleur gericht, en dat betekent, gezien mijn geringe kennis van planten, dat ik in de zomer haast geen andere kleur in mijn tuin heb dan groen. Al maakt de tuin daar af en toe toch enigszins bezwaar tegen en laat hij de Weigelia nog maar een keer extra rood worden, en bloeien er ook nog wat kleinere vlinderbloemen als een soort nageboorte. De schildpadbloemen zijn nu wel in volle bloei, dat is altijd rond deze tijd, dus helemaal alles groen is ook overdreven. En de hibiscus is weliswaar uitgebloeid maar heeft ook nog een paar laatbloeiers.
Als je goed kijkt en op de juiste tijd afdrukt zijn er wel pareltjes te zien nog, en die zet ik in deze post tussen de foto’s van de wildernis. Eén wildernis-foto op twee pareltjes-foto’s. Als je even zoekt dan zie je altijd wel een heel klein puntje licht, zei de moeder van Robert Long al, en daar ben ik het helemaal mee eens.
Groet
rené


















